Informatievaardigheden een gepasseerd station?
Het begint nu inderdaad echt op een traditie te lijken, de jaarlijkse alumniconferentie van mijn werkgever, de opleiding IDM van De Haagse Hogeschool. Het onderwerp is dit jaar mediawijsheid. En vanwege mijn betrokkenheid bij informatievaardigheden mag ik als dagvoorzitter optreden. Hoewel de begrippen mediawijsheid en informatievaardigheden afkomstig zijn uit een verschillende context (culturele instellingen, openbare bibliotheken resp. onderwijs en schoolbibliotheken) lijken ze toch vooral betrekking te hebben op dezelfde inhoud. Bij allebei staat het vinden, selecteren en gebruiken van informatie centraal.
Nu hebben de twee collega's aan wie de eer is toebedeeld om zich bezig te houden met de inhoud en de organisatie van de conferentie ervoor gekozen om als titel te kiezen voor "Beyond media literacy". Zouden zij nu echt vinden dat mediawijsheid of informatievaardigheden inderdaad een gepasseerd station zijn? En wat vind ik daar eigenlijk zelf van?
Als we technologische ontwikkelingen in beschouwing nemen dan zijn er denk ik wel argumenten om in het onderwijs minder de nadruk te leggen op zoekvaardigheden. In onze eigen opleiding benadrukken we ook voor niet IDM (minor) studenten nog altijd het gebruik van verschillende wetenschappelijke databases. Maar ook ik kan er niet omheen dat de content daarvan steeds vaker ook gevonden wordt door de algemene zoekmachine Google. Daarnaast biedt de hogeschoolbibliotheek sinds enige tijd ook federated search aan door middel van Webfeat. Beide vormen van contentintegratie maken het voor niet-informatieprofessionals betrekkelijk eenvoudig om relevante en betrouwbare informatie te vinden zonder dat ze op de hoogte zijn van de ins en outs van de afzonderlijke databases. Wie met deze eindgebruikers praat hoort ze wel degelijk zeggen dat ze dat "goed genoeg" vinden. Mijn eigen ervaring is dat dat niet alleen geldt voor studenten die een studie volgen op bachelorniveau maar bijvoorbeeld ook voor collega's die als onderzoeker werken binnen een lectoraat of bezig zijn met een promotietraject.
Diezelfde zoektechnologieën zorgen er echter ook voor dat de gevonden informatie in eerste instantie vaak betrekkelijk gefragmenteerd wordt aangeboden. De hitlist van Google toont in eerste instantie slechts titels, een kort tekstfragment met de gezochte keywords en de betreffende url. En voor rss-readers (een andere methode om zonder veel zoekvaardigheden op de hoogte te komen van relevante informatie) geldt hetzelfde. Om de toegevoegde waarde van een site of document te kunnen bepalen moet de informatiegebruiker de context van het betreffende document dus zelf reconstrueren of afleiden uit de beschikbare summiere gegevens.
Vermoedelijk trap ik een open deur in als ik zeg dat scholieren en studenten nu juist daar niet zo heel goed in zijn. Zij lijken een zelfde mechanistisch criterium voor "relevantie" te hanteren als de zoekmachines zelf: als het woord erin voorkomt voldoet het aan de zoekvraag. Daadwerkelijk lezen en interpreteren, dat doet de gemiddelde jongere heus niet vanzelf.
Hetzelfde verschijnsel van decontextualisering wordt namelijk ook in de hand gewerkt door het digitale karakter van documenten. Met CtrlF zijn de bedoelde keywords in het betreffende document snel opgezocht. Websites bestaan in praktijk uit verschillende kleine eenheden aan informatie die stuk voor stuk makkelijk geselecteerd en bewaard kunnen worden. De vorm waarin informatie zich tegenwoordig aandient werkt met andere woorden in de hand dat jongeren zich concentreren op fragmentarische brokstukken en onvoldoende toekomen aan de interpretatie van zo'n fragment in de context van zijn tekstuele of visuele omgeving. De vraag naar de bruikbaarheid van informatie in het kader van eigen taakuitvoering of het eigen belang als deelnemer aan de burgermaatschappij wordt door hen in veel gevallen amper gesteld.
Volgens mij zijn mediawijsheid en informatievaardigheden daarom nog lang niet passée, al geef ik toe dat zoeken en vinden wel erg gemakkelijk aan het worden zijn.
Nu hebben de twee collega's aan wie de eer is toebedeeld om zich bezig te houden met de inhoud en de organisatie van de conferentie ervoor gekozen om als titel te kiezen voor "Beyond media literacy". Zouden zij nu echt vinden dat mediawijsheid of informatievaardigheden inderdaad een gepasseerd station zijn? En wat vind ik daar eigenlijk zelf van?
Als we technologische ontwikkelingen in beschouwing nemen dan zijn er denk ik wel argumenten om in het onderwijs minder de nadruk te leggen op zoekvaardigheden. In onze eigen opleiding benadrukken we ook voor niet IDM (minor) studenten nog altijd het gebruik van verschillende wetenschappelijke databases. Maar ook ik kan er niet omheen dat de content daarvan steeds vaker ook gevonden wordt door de algemene zoekmachine Google. Daarnaast biedt de hogeschoolbibliotheek sinds enige tijd ook federated search aan door middel van Webfeat. Beide vormen van contentintegratie maken het voor niet-informatieprofessionals betrekkelijk eenvoudig om relevante en betrouwbare informatie te vinden zonder dat ze op de hoogte zijn van de ins en outs van de afzonderlijke databases. Wie met deze eindgebruikers praat hoort ze wel degelijk zeggen dat ze dat "goed genoeg" vinden. Mijn eigen ervaring is dat dat niet alleen geldt voor studenten die een studie volgen op bachelorniveau maar bijvoorbeeld ook voor collega's die als onderzoeker werken binnen een lectoraat of bezig zijn met een promotietraject.
Diezelfde zoektechnologieën zorgen er echter ook voor dat de gevonden informatie in eerste instantie vaak betrekkelijk gefragmenteerd wordt aangeboden. De hitlist van Google toont in eerste instantie slechts titels, een kort tekstfragment met de gezochte keywords en de betreffende url. En voor rss-readers (een andere methode om zonder veel zoekvaardigheden op de hoogte te komen van relevante informatie) geldt hetzelfde. Om de toegevoegde waarde van een site of document te kunnen bepalen moet de informatiegebruiker de context van het betreffende document dus zelf reconstrueren of afleiden uit de beschikbare summiere gegevens.
Vermoedelijk trap ik een open deur in als ik zeg dat scholieren en studenten nu juist daar niet zo heel goed in zijn. Zij lijken een zelfde mechanistisch criterium voor "relevantie" te hanteren als de zoekmachines zelf: als het woord erin voorkomt voldoet het aan de zoekvraag. Daadwerkelijk lezen en interpreteren, dat doet de gemiddelde jongere heus niet vanzelf.
Hetzelfde verschijnsel van decontextualisering wordt namelijk ook in de hand gewerkt door het digitale karakter van documenten. Met CtrlF zijn de bedoelde keywords in het betreffende document snel opgezocht. Websites bestaan in praktijk uit verschillende kleine eenheden aan informatie die stuk voor stuk makkelijk geselecteerd en bewaard kunnen worden. De vorm waarin informatie zich tegenwoordig aandient werkt met andere woorden in de hand dat jongeren zich concentreren op fragmentarische brokstukken en onvoldoende toekomen aan de interpretatie van zo'n fragment in de context van zijn tekstuele of visuele omgeving. De vraag naar de bruikbaarheid van informatie in het kader van eigen taakuitvoering of het eigen belang als deelnemer aan de burgermaatschappij wordt door hen in veel gevallen amper gesteld.
Volgens mij zijn mediawijsheid en informatievaardigheden daarom nog lang niet passée, al geef ik toe dat zoeken en vinden wel erg gemakkelijk aan het worden zijn.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home