Poëzie en cyclisme
Wat is dat toch met poëzie en het wielrijden? Fietsen op de Mont Ventoux, het titelgedicht uit de gelijknamige bundel van Jan Kal (al weer uit 1974!), heeft wellicht meer bijgedragen aan de immense populariteit van de winderige berg onder Nederlandse fietstoeristen dan de helling zelf. Opvallend genoeg in hetzelfde jaar verschenen een paar prachtige wielergedichten in de bundel De Afstand tot de Aarde van Ad Zuiderent. En de Vlaamse auteur Willie Verhegghe maakt ons duidelijk dat alleen al het noemen van De Kwaremont, Berendries en Muur kan worden beleefd als een poëtische ervaring.
Ik onderscheid, op basis van het behandelde thema, drie subgenres binnen de cyclopoëzie. De eerste is die van wat je het echte sportgedicht zou kunnen noemen. Henk Spaan is er beroemd mee geworden op voetbalgebied (De zoon van Cruijff en andere gedichten), maar de Willie Verhegghe die ik hierboven al noemde, kan er wat van als het op koersen aankomt. Zijn verzamelbundel Tourmalet en andere poëzie buiten categorie kent tal van portretten van beroemde renners waarbij de auteur het gebruik van retorische hulpmiddelen bepaald niet schuwt.
Autobiografisch heldenepos
Zijn verzamelbundel opent echter met een lang gedicht waarin hij zijn eigen belevenissen tijdens de beklimming van de Pyreneeën-reus Tourmalet beschrijft, zij het daarbij regelmatig afdwalend naar herinneringen aan beroemde voorgangers als Van Impe en Coppi. Het gaat met andere woorden in dit tweede genre om een autobiografisch heldenepos, waarbij volgens goed twintigste-eeuws gebruik de ironie niet wordt geschuwd. Het al eerder genoemde Fietsen op de Mont Ventoux van Jan Kal is er misschien wel het beroemdste voorbeeld van.
Het laatste en derde subgenre is strikt gesproken geen wieler- maar landschapspoëzie. De wielertocht is daar namelijk slechts aanleiding voor een poëtische verbeelding van de landelijke omgeving. Mooie voorbeelden daarvan zijn te vinden bij Ad Zuiderent. Ik citeer hier uit Gedroomd wielrijden, een titel die verwijst naar het Paardrijden van de 19e eeuwer Potgieter.
Met begeleiding Kathleen Ferrier gehoord:
in de afgebroken volkstuinhuisjes zong zij
van dood en opstanding. Rijp lag op het gras
naast de Kruislaan en bij de proefboerderij
klonk het orkest met Mahler.
Elke geoefende fietser kent deze ervaring: dat hij zich na de eerste kilometers voelt teruggeworpen op zichzelf en zijn stalen ros, en dat het dagdromen dan kan beginnen. Het is een moderne vorm van mystiek ja, en inderdaad slechts “ijdelheid en het najagen van wind”, om te spreken met Jan Kal.
Ik onderscheid, op basis van het behandelde thema, drie subgenres binnen de cyclopoëzie. De eerste is die van wat je het echte sportgedicht zou kunnen noemen. Henk Spaan is er beroemd mee geworden op voetbalgebied (De zoon van Cruijff en andere gedichten), maar de Willie Verhegghe die ik hierboven al noemde, kan er wat van als het op koersen aankomt. Zijn verzamelbundel Tourmalet en andere poëzie buiten categorie kent tal van portretten van beroemde renners waarbij de auteur het gebruik van retorische hulpmiddelen bepaald niet schuwt.
Autobiografisch heldenepos
Zijn verzamelbundel opent echter met een lang gedicht waarin hij zijn eigen belevenissen tijdens de beklimming van de Pyreneeën-reus Tourmalet beschrijft, zij het daarbij regelmatig afdwalend naar herinneringen aan beroemde voorgangers als Van Impe en Coppi. Het gaat met andere woorden in dit tweede genre om een autobiografisch heldenepos, waarbij volgens goed twintigste-eeuws gebruik de ironie niet wordt geschuwd. Het al eerder genoemde Fietsen op de Mont Ventoux van Jan Kal is er misschien wel het beroemdste voorbeeld van.
Het laatste en derde subgenre is strikt gesproken geen wieler- maar landschapspoëzie. De wielertocht is daar namelijk slechts aanleiding voor een poëtische verbeelding van de landelijke omgeving. Mooie voorbeelden daarvan zijn te vinden bij Ad Zuiderent. Ik citeer hier uit Gedroomd wielrijden, een titel die verwijst naar het Paardrijden van de 19e eeuwer Potgieter.
Met begeleiding Kathleen Ferrier gehoord:
in de afgebroken volkstuinhuisjes zong zij
van dood en opstanding. Rijp lag op het gras
naast de Kruislaan en bij de proefboerderij
klonk het orkest met Mahler.
Elke geoefende fietser kent deze ervaring: dat hij zich na de eerste kilometers voelt teruggeworpen op zichzelf en zijn stalen ros, en dat het dagdromen dan kan beginnen. Het is een moderne vorm van mystiek ja, en inderdaad slechts “ijdelheid en het najagen van wind”, om te spreken met Jan Kal.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home